Voor bedrijven blijft het moeilijk om goede techniekers te vinden. Het probleem begint dan ook al op de schoolbanken, waar kinderen maar moeilijk hun weg vinden naar technische opleidingen. Het bekritiseerde watervalsysteem draagt daaraan bij, maar ook in scholen die zalmstromen toestaan of die werken met interessegebieden zijn de technische klassen opvallend leeg. Hierbij geldt vooral: onbekend maakt onbemind. Door kinderen al op een jonge leeftijd met techniek te laten experimenteren, kunnen ze pas echt een weloverwogen keuze maken. Hieronder vind je drie leuke en interessante experimentjes terug die je zeker eens moet uitvoeren.
Plus en min leren kennen
Voor een leuk experimentje voor de allerkleinsten heb je enkel maar gekleurde klei, een platte knoopcelbatterij en kleine ledlampjes nodig. Tijdens dit experimentje leren kinderen hoe een halfgeleider en een batterij werkt. Ze leren met andere woorden met plus en min omgaan. Pas als plus met plus verbonden is en min met min, gaat het lichtje branden. Je boetseert hiervoor samen enkele figuurtjes van klei, zoals een auto met twee koplampen. Vervolgens plaatsen jullie de knoopcelbatterij tussen de twee beentjes van het ledlampje.
Experimenteren met serieschakelingen en de wet van Ohm
Bij dit experimentje voor jonge tieners heb je twee gloeilampen nodig (230V/25W), een spaarlamp van 5 W en een ledlamp van 2 W. Daarnaast heb je twee fittingen op een sokkel nodig. Hierbij schakel je de lampen in serie. Eerst doe je dit met twee gloeilampen die elk even sterk zullen oplichten. De spanning wordt over de twee lampen verdeeld. Dit vinden kinderen vaak heel logisch.
Vervang je nu een gloeilamp door een spaarlamp, dan zal enkel de spaarlamp oplichten. Dit komt omdat een spaarlamp een veel hogere weerstand heeft dan de gloeilamp. Hierdoor is de spanning over de spaarlamp veel hoger. Enkel de spaarlamp zal voldoende spanning krijgen om zichtbaar op te lichten, want U = I x R en I is bij een seriële schakeling constant. Zet het even op papier en reken het samen uit.
Vervolgens komt de ledlamp, die de zuinigste is van deze lampen. Als je een ledlamp met een spaarlamp combineert, zal het dus de spaarlamp zijn die uitgaat. Laat je kind eerst zelf rekenen en voorspellen wat er zal gebeuren. Je kan dit experiment ook uitvoeren met drie lampen en een aantal goedkope ledlampen kopen. Ook andere varianten zijn mogelijk. Op de website van Physics Experiments lees je meer over dergelijke varianten en vind je handige achtergrondinformatie terug.
De aardappelbatterij
Bij een ander leuk experiment heb je een gekookte aardappel, een verzinkte spijker, koperdraad, krokodillenklemmen en een los ledlampje nodig. Hierbij steken jullie het koper van de elektriciteitsdraden door de gaatjes van de krokodillenklemmen en steek je de munt en de spijker in de aardappel, zonder dat ze elkaar raken. Zet de ene krokodillenklem op de spijker en de andere krokodillenklem op het 5 eurocentmuntje. De uiteindes verbind je aan de beentjes van het ledlampje.
De aardappel werkt als een batterij en het ledlampje zal oplichten. Dit komt omdat de zinkionen het metaal verlaten, waarbij de overgebleven elektronen negatief geladen zijn. De verzinkte spijker wordt dan een negatieve elektrode en de elektronen zullen van het zink naar het koperen plaatje stromen, waardoor elektrische stroom ontstaat. In het koperplaatje zullen de elektronen zich met de waterstofionen verbinden en waterstofgas produceren. Hier vind je het experimentje nog even terug.
Uitgelichte afbeelding: MART PRODUCTION via Pexels